القران الكريم

Shaych Saalih al-Fawzaan over Sayyid Qoetb

Shaych Saalih ibn Fauwzaan al-Fauwzaan heeft gezegd:

“De vraag over het lezen van ‘az-Zilaal’ is een zaak die veel vragen oproept, aangezien ‘az-Zilaal’ dingen bevat die zeer dubieus zijn. En als wij de jeugd eraan zouden hechten, en als zij de denkwijze die het bevat zouden accepteren, dan is dat een dubieuze kwestie aangezien het een kwaadaardige invloed kan hebben op de gedachten van de jongeren. De Tafsier van Ibn Kethier en de vele andere Tafsiers van de geleerden van de Selef zijn dusdanig dat er geen behoefte is aan een soort Tafsier zoals deze. Daarom, in werkelijkheid is dit helemaal geen Tafsier, maar eerder behandelt het in het algemeen de thema’s van de Soerahs uit de Qor’aan. Dus het is geen Tafsier in de zin van; welbekend bij de geleerden sinds de vroegere tijden, bedoelende dat de betekenis van de (Aayahs) uitgelegd worden door overleveringen (‘Aathaar), en dat de zaken die zij bevatten betreffende de taal en de welsprekendheid uitgelegd worden, en dat de Sharie’ah regelgevingen die zij bevatten uitgelegd worden, maar vóór dit alles moet er duidelijk gemaakt worden wat Allaah, de Meest Perfecte en de Allerhoogste, met deze Aayahs en de Soerahs bedoelt.

Wat betreft ‘fie Zilaal al-Qor’aan’; het is een ‘Tafsier’ dat algemene opvattingen behandelt, en we kunnen het een ‘objectieve uitleg’ noemen, vanonder de ‘objectieve Tafsiers’ die in deze tijd (eeuw) bekend zijn. Desondanks moet men zich er niet op verlaten, vanwege de Soefistische zaken die het boek bevat, en vanwege de verwoordingen die het boek bevat die de Qor’aan niet betamen (passen), zoals enkele uitdrukkingen die betrekking hebben op muziek en ritmes.1
Tevens, met ‘Tauwhied’ bedoelt hij niet de ‘Tauwhied van de Aanbidding’ (Al-Oeloehiyyah), maar bedoelt hij meestal de ‘Tauwhied van de Heerschappij’ (Roeboebiyyah), en wanneer hij iets vermeldt over de ‘Tauwhied van de aanbidding’ (Al-Oeloehiyyah), dan richt hij zich op de ‘Tauwhied van Opperheerschappij en het Recht om Wetgeving te maken’ (al-Haakimiyyah)2. En er bestaat geen twijfel over dat ‘al-Haakimiyyah’ deel uitmaakt van de ‘Tauwhied van Aanbidding’, maar het is niet de (totale) ‘Oeloehiyyah’ die wordt vereist.
Daarom moet het boek niet naast dat van Ibn Kethier worden geplaatst, dat is wat ik van mening ben. En als men in de plaats daarvan zou kiezen voor de boeken van de Selef, de boeken die aandacht schenken aan ‘Aqiedah, de Tafsier van de Qor’aan en de Wetgevingen van Sharie'ah, dan zou dat meer passend zijn voor de jeugd.”


Voetnoten:
1 ‘az-Zilaal’: 3 / 1786 en 5 / 2719, 2915, 2917 en 6 / 3404, 3811, 3821, 3845, 3906, 3908, 3915, 3957. 12e Editie, 1406H, Daarul-‘Ilm.
2 ‘Ma’aalim fit-Tarieq: Blz. 26, 29, 38, 40. 15e Editie, 1412H, Daarush-Shuroeq. En ook ‘al-‘Adaalah ‘al-Ijtimaa’iyyah’: Blz. 182. 9e Editie, 1403H, Daarush-Shuroeq.
Bron: Cassetteopname met als titel ‘Majmoo’ maa qaalahu Ibn Baaz hawla nasiehatihil - ‘Aamaah liqaa-ma’a hadeethatih.’ Mekkah, 9/8/1412H.
Bron Engels artikel:
www.spubs.com, artikelnummer NDV010001.

0 reacties:

Een reactie posten